Landgoed in Engelse landschapsstijl met kraakheldere vijvers en stroompjes. Ook wel bekend als ‘De Tuin van Nederland’. Gedreven en deskundig onderhouden door Staatsbosbeheer.
In het Nationaal Landschap Noord-Oost Twente, dicht nabij de grens met Duitsland, ligt landgoed Springendal. Een landgoed met een rijk verleden. Het 335 hectare grote gebied kenmerkt zich door haar bijzondere natuur bestaande uit natte schraalgraslanden, bronnetjesbos, jeneverbesstruweel, droge en vochtige heiden en heischrale graslanden, afgewisseld met lanen, bos, akkers en weilanden omzoomd door struweel en houtwallen. Ook heeft het grootste Nederlandse insect, het vliegend hert, hier een leefgebied.
Bijzonderheden
Vliegend hert
Tot de bijzondere dieren in het gebied behoort het vliegend hert, de grootste Nederlandse keversoort. De mannetjes worden tot 9 centimeter groot en hebben grote kaken. Deze zijn vertakt aan het einde en doen denken aan het gewei van een hert. De vrouwtjes zijn vaak een stuk kleiner en hebben geen gewei. In Nederland is het vliegend hert zeer zeldzaam en een beschermde soort, die maar op enkele plaatsen voorkomt.
Wasserij Stomerij Springendal
Op de stuwwal van Ootmarsum bevinden zich de bronnen van verschillende beken. Ten westen van het Springendal ontspringt de Mosbeek. Ooit diende de beek hier als gratis energiebron voor drie watermolens die werden ingezet voor malen, schudden, stampen en zagen. Ook werd, en wordt er nog steeds, gebruik gemaakt van het water van de Springedalsebeek. In 1711 had de familie Cramer twee papiermolens in het Springendal. In de loop der jaren werd het aantal molens uitgebreid tot vijf. In 1886 starten Gerrit Willem Cramer, burgermeester van Ootmarsum, en zijn zoon, die ook Gerrit Willem heet, 'Wasscherij & Natuurbleekerij Het Springendal'. Het zuivere bronwater van de Springendalsebeek speelde een belangrijke rol bij de ontwikkelingen. Tot 1886 als aandrijving voor de watermolens, en anno nu als leverancier van het water voor wasserij Springendal.
Geschiedenis
Landgoed Springendal
Het Springendal kent een rijk verleden. Het behoort tot de oudste bewoonde gebieden van Oost-Nederland. De grafheuvels die verspreidt over het gebied landgoed zijn, duiden op een veelvuldige en langdurige bewoning van dit gebied. In de bossen van het Springendal borrelt al eeuwenlang water omhoog in een drietal vijvers. De aanwezigheid van klei in de stuwwal van Ootmarsum verhindert dat regenwater ver de bodem in kan trekken. Hierdoor ontstaan er ondiepe waterstromen die gemakkelijk opwellen. In het gebied treft men een drietal bronvijvers waar water omhoog kwelt. Deze vijvers voeden op hun beurt de Springedalsebeek. Het water is kraakhelder. Water en lange rechte lanen vormen de structuurdragers van het gebied.
Het Springendal werd in 1920 aangekocht door de Enschedese textielfabrikant Jannink. Onder zijn leiding werd het gebied ontgonnen en kreeg het een aanzicht van een landgoed met veel kenmerken van de Engelse landschapstijl. De bijnaam van het gebied is ook wel 'De Tuin van Nederland'. De kwelvijvers, watervalletjes en smalle beekjes midden in het bos zorgen voor een prachtig aangezicht.
Vandaag de dag is het Springendal in eigendom bij Staatsbosbeheer. Om de waarde voor de natuur en landschap te behouden, wordt het Springendal beheerd door de boswachters en vrijwilligers van Staatsbosbeheer in Twente. Het 200 hectare tellende bos wordt bijvoorbeeld verjongd door nieuwe aanplant of natuurlijke verjonging. De 70 ha heide wordt begraasd en geplagd, en waterstromen gereguleerd. Jaarlijks worden de 70 hectare hooilanden en akkers gemaaid en waar nodig ingezaaid. Al deze ingrepen, en het doel ervan, zijn vastgelegd het beheerplan. Recentelijk zijn er bomen gekapt, hiermee zijn er verbindingen ontstaan tussen heidegebiedjes zoals de Paardenslenkte en de Hügelgräberheide. Voor vele insecten- en reptielen, waaronder het vliegend hert en de zandhagedis, is het nu gemakkelijker om zich te verspreiden door een groter en voedselrijker leefgebied. Ook is op diverse plaatsen voedselrijke grond verwijderd, waardoor heide en andere kenmerkende soorten meer kans krijgen.
De Cirkels van Jannink
De Enschedese textielfabrikanten staan alom bekend om hun landbouwexperimenten. Terwijl de ontginning van het Springendal nog in volle gang was kocht Christina Frederika Jannink-van Heek, in 1928, voor haar zoon Gerhard verschillende percelen op de Manderheide, zo'n 3 km ten noordwesten van het Springendal. Gerhard stichtte hier een landbouwbedrijf met bijzondere akkers. Tijdens een reis naar de Verenigde Staten maakte Jannink kennis met nieuwe landbouwtechnieken. Op de Manderheide liet hij twee cirkelvormige akkers aanleggen, de Cirkels van Jannink. Hierdoor kon worden geploegd en geoogst zonder de machine hoefde te keren. De cirkels worden vandaag de dag door Landschap Overijssel als schraal heidegebied beheerd.