Het landgoed Vilsteren is een groot en afwisselend landgoed met heide, rivieroevers, bossen, een hoge stellingmolen en zelfs een heel dorp.
Het landgoed Vilsteren ligt ten zuidwesten van Ommen. Aan de noordzijde wordt het landgoed begrensd door de Vecht. Aan de oostzijde loopt de grens ongeveer parallel aan de N348, dit is de weg van Hoogeveen naar Raalte. Het landgoed heeft een oppervlakte ruim 1.000 hectare.
Bijzonderheden
Het dorp Vilsteren ligt in zijn geheel op het landgoed, een unicum in Nederland. De kern van het dorp bestaat uit een kleine weide met daar omheen o.a. de kerk, de pastorie, de school, enkele boerderijen, de molen en Huis Vilsteren. Een deel van landgoed Vilsteren, circa 140 hectare, is aangewezen als Rijksmonument. Eén van de meest bijzondere elementen van dit monument is de hermitage, ofwel de kluizenaarshut. Deze hut is misschien wel het beste voorbeeld van wat in de Engelse landschapsstijl een "folly" wordt genoemd. Follies werden gebruikt om het landschap nog romantischer en verrassender te maken. Het zijn vaak nepruïnes of andere bouwwerken waar men zelf een romantisch of spannend verhaal bij kan bedenken. Ook de molen van Vilsteren is een bezoek waard. Deze is grondig gerestaureerd en verkeert weer in prima staat. Kijk voor de openingstijden op de website van Vilsteren zelf.
Recent zijn met subsidie van de provincie Overijssel de 'zeven alleetjes' in ere hersteld. Dit betreft een monumentaal lanenstelsel van zeven zichtassen ten zuiden van het hoofdhuis. Bijzonder is dat hier de strakke lijnen van de oorspronkelijke formele Franse landschapsstijl en de kronkelende lanen van de later aangelegde Engelse landschapstijl door elkaar heen lopen.
Geschiedenis
De oudste vermelding van Vilsteren komt voor in een akte uit 1328. Hierin wordt een groot aantal Sallandse en Twentse goederen van de Graaf van Bentheim aan de toenmalige bisschop van Utrecht overgedragen. Met uitzondering van de streek rondom Vilsteren die in eigendom van de graaf van Bentheim bleef.
Landgoed Vilsteren dankt haar naam aan het geslacht van Vilsteren. De oudste vermelding waarin dit geslacht gekoppeld wordt aan de plaats Vilsteren, is uit 1382. De Bisschop van Utrecht beleent dan o.a. de Hof te Vilsteren aan ridder Herman van Vilsteren. Vilsteren is eeuwenlang een zogenaamd esdorp, met de bijhorende boerderijen, akkers (de essen), natte hooilanden langs de Vecht en 'woeste' gronden met schapen.
In de 17de eeuw verhuist de familie Van Vilsteren naar België, omdat België meer katholiek gezind was en de reformatie in Overijssel steeds meer een feit werd. Het beheer van Vilsteren lag in handen van rentmeester Derck Rees. Meer en meer grond werd ontgonnen, hout werd voor commerciële doeleinden gekapt en grond werd aangekocht.
Door vererving gaan de goederen vervolgens naar Alexander Grootvelt en daarna naar zijn erfgenamen, waaronder zijn broer Willem. Hij kocht veel grond en gebouwen aan, totdat hij de hele marke Vilsteren in handen had. Onder zijn regime werden eiken- en dennenallees aangelegd en kreeg Vilsteren een landgoedkarakter. De boerderijen werden verpacht. Het landgoed besloeg toen meer dan 1000 hectare. Door vererving kwam het landgoed in handen van de Zwolse familie Helmich. Petrus (Piet) Franciscus Helmich wilde van Vilsteren een modern bedrijf maken wat bestond uit meerdere solide economische onderdelen. In 1853 liet hij een kerk bouwen voor de bevolking van Vilsteren. In 1860 overleed Piet, waarna zijn vrouw en zoon de door hem ingeslagen weg vervolgden.
Het landgoed kwam door vererving in handen van zuster Johanna, die getrouwd was met Willem Cremers en Vilsteren namens zijn vrouw beheerde. Vanaf dat moment is het bezit in handen gebleven van de familie Cremers. In 1906 erfde de oudste zoon van Willem Cremers, Gellius, landgoed Vilsteren. Hij stortte zich geheel op het beheer van het landgoed Vilsteren. Hij liet "Den Hof" afbreken en liet naar ontwerp van architect Eduard Cuypers het huidige huis bouwen. In 1908 was het klaar. De tuin liet hij inrichten naar een ontwerp van Dirk Tersteeg. Ten tijde van de tweede wereldoorlog vroeg Gellius zijn neef Henri Cremers hem als rentmeester terzijde te staan. Henri loodste het landgoed met zijn bewoners door deze moeilijke jaren. Enkele jaren na de oorlog overleden Gellius en Henri kort na elkaar. De neven en nichten van Gellius erfden het landgoed. Zij brachten het grootste gedeelte onder in een NV en later in een BV. Hun rentmeester, de Conne, zette een belangrijke stap voor het landgoed. Hij verpachtte een stuk grond aan de Gasunie voor de bouw van een compressiestation, wat een belangrijke en constante inkomstenbron vormde en nog steeds vormt.